Menu
Na 30 jaar heeft de Single Market nood aan een inclusieve 2.0-versie

Na 30 jaar heeft de Single Market nood aan een inclusieve 2.0-versie

- Straatsburg
Sociale Zaken Europese Unie
2 min. leestijd

Na 30 jaar succesvolle Europese interne markt is er nood aan een 2.0-versie die ook sociaal en duurzaam is. Dat moet de agenda van de volgende 30 jaar zijn. Om die agenda te realiseren is er meer Europese besluitvorming en wetgeving nodig. 

30 jaar Europese interne markt verdient een medaille. In die voorbije 3 decennia kende de marktintegratie een enorme boost en werden de economische mogelijkheden van Europa versterkt. Een interne markt van 450 miljoen consumenten is niet niks. Vrij verkeer van goederen, diensten, mensen en kapitaal deed landsgrenzen verdampen en maakte van de euro, dé eenheidsmunt, een bindmiddel. Een Duits onderzoeksbureau becijferde in 2019 dat dankzij de interne markt het inkomen van de Europese burger met gemiddeld 840 euro per jaar is gestegen. Voor lidstaten zoals België loopt dit zelfs op tot 1.600 euro per persoon per jaar.  

Met andere woorden, de Europese interne markt heeft doorheen de jaren bijgedragen tot een enorme welvaartscreatie.  

Dit succesverhaal heeft echter een schaduwzijde: de sociale integratie is niet even snel gevolgd. 

De welvaart is niet eerlijk verdeeld. 95 miljoen Europeanen – waarvan 18 miljoen kinderen – lopen het risico op armoede en sociale uitsluiting.  Naast de strijd tegen armoede is er nog steeds sprake van sociale dumping en werken nog te veel werknemers in precaire arbeidsstatuten. En dat zij vaak in onveilige werkomstandigheden werken, maakt het allemaal nog schrijnender.  Europa kan enkel veerkrachtig zijn als het sociaal is. Laat ons daarom geen taboes uit de weg gaan. Dat kan enkel met meer sociale bevoegdheden op Europees niveau en een opwaartse sociale convergentie waar alle Europeanen beter van worden. 

En dit kan. Niet in het minst omdat de verdragsrechtelijke rechtsgrond voorhanden is. Al in het oprichtingsverdrag (Rome 1957) werden de sociale ambities van de Europese Unie vastgelegd: ‘De Unie brengt een interne markt tot stand. Zij zet zich in voor de duurzame ontwikkeling van Europa, op basis van een evenwichtige economische groei en van prijsstabiliteit, een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, en van een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu ...’  
Later kreeg deze sociale ambitie in de verschillende verdragswijzigingen verder vorm. De Europese agenda werd hiermee concreter: de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, de arbeidsvoorwaarden, de sociale zekerheid en de sociale bescherming van de werknemers, informatie en raadpleging van de werknemer en het belang van het sociaal overleg. Ook de integratie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten, de gelijkheid van mannen en vrouwen en de bestrijding van sociale uitsluiting werden doelstellingen. Het kompas staat op inclusie en de verdere afstemming en modernisering van de stelsels voor sociale bescherming. 

Met de lancering van de Europese Pijler van Sociale Rechten in 2017 door toenmalig eurocommissaris Marianne Thyssen kreeg Europa een instrument om deze doelstellingen te realiseren. De Sociale Pijler voorkwam dat de sociale ambities van Europa op de achtergrond sukkelden.  Op de sociale top in Porto (2021) besloten de EU-regeringsleiders de uitvoering van deze belangrijke Europese Pijler van Sociale Rechten verder te verdiepen op EU- en nationaal niveau met een concreet actieplan.  

Er is dus een rechtsgrond, een actieplan en coördinatie, en via het Europees semester wordt gezorgd voor verdere opvolging. 

Beweren dat er intussen niets is gebeurd, is ook niet correct. Denken we maar aan de detacheringsrichtlijn, de work-life balance richtlijn of de recente richtlijn betreffende toereikende minimumlonen in Europa, de bijna afgeronde onderhandelingen inzake loontransparantie en de aandacht voor kankerverwerkende stoffen. 

Nu moeten we een versnelling hoger schakelen.  

Afspraken en wetgeving moeten worden geïmplementeerd én indien nodig moet het uitblijven ervan ook worden gesanctioneerd.  Dat is vandaag nog het grote manco. De sociale vooruitgang blijft te sterk gefocust op het tempo en goodwill van de lidstaten waardoor de sociale ongelijkheid in Europa ondanks 30 jaar interne markt een smet op het blazoen blijft. Sociale vooruitgang is mogelijk en noodzakelijk. Het subsidiariteitsprincipe en de privacyregels zijn belangrijk, maar mogen niet als excuus worden gebruikt om niets te (moeten) doen. Dat sommigen de verschillen in verloning, statuten of bescherming als een concurrentiële troef beschouwen is onaanvaardbaar.  

Daarom moet de Sociale Pijler met zijn 20 principes verankerd worden als het sociaal kompas van de Unie. Daarnaast moet voor alle beslissingen over sociale zaken een gekwalificeerde meerderheid voldoende zijn. Er dient ook een protocol voor sociale vooruitgang te worden toegevoegd in de Verdragen om een even grote bescherming van sociale rechten als van economische vrijheden op de interne markt te kunnen garanderen. 

In afwachting van deze noodzakelijke stap staan op korte termijn alvast enkele belangrijke dossiers op de agenda: een Europese aanpak voor de arbeidsrechtelijke bescherming van platformwerkers, de versterking van de sociale economie via onder andere soepelere Europese staatssteunregels en meer veiligheid en gezondheid op de werkvloer. De aanpassing van de asbestrichtlijn vervoegt deze lijst. 

Het is duidelijk dat er een sterk sociaal luik moet gekoppeld worden aan de interne markt om het draagvlak van de Europese gedachte te kunnen verhogen. Uit een recente bevraging van Eurostat blijkt dat meer dan 9 op de 10 Europeanen een sterker sociaal Europa willen.

Laten we daar nu ook werk van maken.  

 

Perscontact

Kim Van Aken
Adviseur Arbeid & Sociale Zaken
+32 472 68 37 24
kim.vanaken@europarl.europa.eu

Meest gelezen
© 2024 Cindy Franssen